De Europese Klimaatwet, papieren tijger of breekijzer?

Door Minouche van de Ven

De Europese Unie heeft op 30 juni 2021 de Verordening 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit in het publicatieblad geplaatst. Deze verordening, beter bekend als de Europese Klimaatwet, is op 30 juli 2021 in werking getreden. Een Europese verordening werkt rechtstreeks, dus er is geen implementatie in Nederlandse wetgeving nodig.

De overwegingen van deze verordening maken duidelijk dat de regels voortkomen uit de wens van het Europees Parlement, dat al in januari 2020 in het kader van de vaststelling van de zogeheten Green Deal heeft gepleit voor een overgang naar een klimaatneutrale samenleving uiterlijk in 2050. Het parlement heeft de Unie opgeroepen om haar klimaatdoelstelling voor 2030 aan te scherpen. Voor deze transitie zijn niet alleen veranderingen nodig in het gehele beleidsspectrum van de lidstaten, maar ook collectieve inspanningen van alle sectoren van de economie en de samenleving. Om deze doelstellingen te bereiken wil het parlement dat de Europese Unie minstens 30% van haar totale uitgaven bestemt voor de ondersteuning van haar klimaatdoelstellingen. De verplichtingen van lidstaten, neergelegd in Verordening 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en de klimaat actie, waaronder met name de verslagleggingsverplichtingen, worden tegelijkertijd aangepast omdat de doelstelling voor klimaatneutraliteit daarin verankerd wordt.

De kerndoelstelling ligt in artikel 2 van de Europese Klimaatwet: emissies en verwijdering van broeikasgassen moeten in 2050 in evenwicht zijn, zodat een netto-uitstoot van nul wordt bereikt. In de periode daarna wil de Unie zelfs naar een negatieve emissie. De lidstaten moeten maatregelen nemen, zowel collectief als individueel. De tussentijdse klimaatdoelstelling wordt in artikel 4 van de Europese Klimaatwet bindend vastgelegd: in 2030 moet een reductie bereikt zijn van netto broeikasgasemissies (dus emissie na aftrek van verwijdering van broeikasgassen) van 55%. Daarvoor zal input nodig zijn van de wetenschap. Enerzijds van het IPCC, het IPBES en andere internationale organen, anderzijds roept de Unie lidstaten in artikel 3 van de Europese Klimaatwet op om ook nationale klimaatadviesorganen op te richten om aan de nationale autoriteiten deskundig wetenschappelijk advies te geven.

Het beleid van lidstaten wordt in de Europese Klimaatwet rechtstreeks aan regels onderworpen. Zo schrijft artikel 5 voor dat lidstaten (evenals de Unie zelf) ervoor moeten zorgen dat hun beleidsmaatregelen coherent zijn, elkaar ondersteunen en nevenvoordelen opleveren voor sectoraal beleid met inbegrip van sociaal-economische en ecologische beleidsmaatregelen en acties. Daarnaast moeten lidstaten nationale aanpassingsstrategieën en plannen vaststellen en uitvoeren, waarbij zij rekening houden met de voorgaande regel. In het bijzonder moeten op de natuur en ecosystemen gebaseerde oplossingen en aanpassingen worden bevorderd. Dit moet worden uitgewerkt en regelmatig worden geactualiseerd in de verslagen die op grond van EU Verordening 2018/1999 worden verstrekt aan de Europese Commissie, die uiterlijk op 30 juli 2022 richtsnoeren zal geven voor het beheren van klimaatrisico’s bij de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van projecten.

Daarna wil de Europese Commissie, voor het eerst uiterlijk op 30 september 2023 en vervolgens om de vijf jaar, de collectieve vooruitgang van de lidstaten beoordelen en evalueren in het licht van de (tussen)doelstelling in de Europese Klimaatwet. Als de vooruitgang naar het oordeel de van Commissie ontbreekt of te gering is, dan biedt artikel 6 lid 3 van de Europese Klimaatwet haar de bevoegdheid om overeenkomstig de Europese Verdragen de nodige maatregelen te treffen. De individuele vooruitgang beoordeelt de Europese Commissie op hetzelfde tijdstip aan de hand van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die volgens Verordening 2018/1999 moeten worden opgesteld. Als de Commissie vaststelt dat de individuele vooruitgang tekortschiet, kan zij openbare aanbevelingen doen aan de lidstaat in kwestie. De lidstaat die zulke aanbevelingen ontvangt moet binnen zes maanden aangeven hoe hij hiermee rekening gaat houden in een geest van solidariteit met de andere lidstaten. De aanbevelingen van de Commissie zijn complementair aan haar meest recente landspecifieke aanbevelingen in verband met het Europese Semester. Dit zijn de jaarlijkse aanbevelingen die de Commissie doet op basis van haar beoordeling van de begrotingen van de lidstaten. Opvolging hiervan is niet vrijblijvend. Het niet uitvoeren van zulke aanbevelingen kan leiden tot sancties.

De Europese Klimaatwet legt de bal niet uitsluitend bij de lidstaten. Zoals in de inleidende overwegingen al aangegeven wordt ook van het bedrijfsleven en burgers actie verwacht. Met dat doel bepaalt artikel 9 dat de Commissie zelf in overleg treedt met alle geledingen van de samenleving om zo effectieve werkmethoden uit te wisselen, wetenschappelijke informatie te verspreiden en acties in kaart te brengen. Voor het bedrijfsleven biedt artikel 10 van de Europese Klimaatwet nog de optie om vrijwillig actie te nemen in de vorm van indicatieve routekaarten naar de doelstelling van deze wet. De Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van deze kaarten en zet zich in om optimale praktijen tussen belanghebbenden uit te wisselen.

Tot slot bevat de Europese Klimaatwet diverse wijzigingen van Verordening 2018/1999. De belangrijkste wijziging is de toevoeging dat de klimaat- en energiedialoog, die al bestond en waarin overheden, bedrijven en een breed publiek volgens de nationale regels op verschillende niveaus moeten kunnen participeren, wordt uitgebreid. De dialoog moet ook de realisatie omvatten van de doelstelling in de Europese Klimaatwet om de netto emissie van broeikasgassen in 2050 tot nul te reduceren.

De vraag rijst hoe we dit in Nederland moeten aanpakken. De Europese Klimaatwet bevat duidelijke opgaven. Het is dus geen papieren tijger, zoals blijkt uit de doordruk mechanismen die de Europese Commissie zijn toebedeeld.  Maar met de nieuwe Omgevingswet voor de deur en de vele aanpassingen, vragen, verwarring en niet te vergeten kinderziektes die daarmee samenhangen, zal het voor Nederland niet eenvoudig zijn om de eisen van de Europese Klimaatwet uit te voeren. Het zou zo veel effectiever en verstandiger zijn om wat harder te roeien met de riemen die we hebben. Die functioneren prima. Cosmetische operaties zijn een luxe van latere zorg.

Klik hier om de Europese Klimaatwet te bekijken.